Tip

Leestip: Thijs Lijster, Het essay en ‘ik’

In 2017 publiceerde De Gids ‘Het essay en “ik”‘ van Thijs Lijster. Lijster betoogt in dit stuk dat de persoonlijke ervaring waarin de essayistiek gegrond is weliswaar associaties met zelfhulplectuur op kan roepen maar dat er in een goed essay iets wezenlijk anders gebeurt.

Het essay en ‘ik’

Het essay bestaat bij de gratie van introspectie en het belang van de eigen ervaring. In deze tijd leidt dat al snel tot verkapte zelfhulp of post-truth. Maar wie zoals Montaigne het ik gebruikt als testinstrument voor onderzoek en de eigen ervaring publiek maakt door erover te schrijven, herschept het essay tot een democratisch medium bij uitstek.

Meer dan enig ander onderwerp bestudeer ik mijzelf. Dat is mijn metafysica; dat is mijn fysica.’ Aan het woord is Michel de ­Montaigne, de Franse filosoof en politicus, die zoals bekend niet alleen aan de basis stond van het genre van het essay, maar er ook de naam aan gaf met zijn tussen 1571 en 1592 geschreven Essais. De traditie van het essay begint met een blik in de spiegel. Montaigne schreef over de meest uiteenlopende onderwerpen, van vriendschap en dronkenschap tot duimen en dromen, over kruisbogen en kannibalen, maar bovenal steeds weer over zichzelf: zijn angst en verdriet, zijn reizen en blunders, zijn scheten en druipers. Had hij vandaag geleefd, dan had hij ongetwijfeld een blog bijgehouden vol persoonlijke ontboezemingen, en een Instagramaccount met selfies, kattenfilmpjes en foto’s van zijn avondeten (‘Heerlijk genieten!’). In het voorwoord bij de eerste editie uit 1580 schrijft hij quasibescheiden dat hij de essays slechts voor zichzelf geschreven heeft, en zich niet kan voorstellen dat ze iemand anders zouden kunnen interesseren: ‘Dus, lezer, ik ben zelf de stof van mijn boek; u zou wel gek zijn uw tijd te verdoen met een zo frivool en ijdel onderwerp. Vaarwel dus.’ Er bleken er velen zo gek: Montaigne’s essays waren al tijdens zijn leven populair en werden kort na zijn dood in het Engels, Italiaans en Nederlands vertaald.

Sindsdien is het genre van het essay verbonden aan zelfonderzoek, en daarmee aan de persoon achter de tekst. Natuurlijk zijn er talloze essayisten die weinig geneigd zijn om zoals Montaigne schaamteloos over stoelgang en seksleven te schrijven, en natuurlijk zijn er politieke en filosofische essays waarin het privé­leven wellicht van minder belang lijkt. Niettemin spelen persoonlijke anekdotiek en de ervaring van de auteur in het essay van oudsher een belangrijke rol. Essays nemen we vaak ook juist ter hand omwille van de persoon van de auteur, terwijl bij wetenschappelijke literatuur eerst het onderwerp ons trekt. Dat maakt het genre tot een buitenbeentje: is het wetenschap of literatuur, is het feit of fictie?

[…]

Lees het volledige essay op de website van De Gids.