Tip

Leestip: Revisor #22

Vorige week verscheen De Revisor #22. De periferie, een nieuw nummer in een nieuw jasje. Lees bij ons de inleiding bij het nummer door Bernke Klein Zandvoort.

Inleiding

Er zijn wijken in Mexico-Stad waar de verkeerslichten altijd oranje knipperen. Het is een truc van de betreffende colonias, wijken, werd mij, de onvermurwbaar vragen stellende bijrijder, uitgelegd. De oranje verkeerslichten voorkomen dat auto’s stil komen te staan en overvallers, voor wie een rood licht lang genoeg duurt om hun missie te volbrengen, worden gestimuleerd. Houd je ramen dicht, rijd op een constante snelheid, kijk strak vooruit, dan zullen de straten vanzelf in een nieuwe colonia overgaan – dat is wat elke chilango* weet. Voor de zekerheid hield ik de zijspiegels goed in de gaten. Er dromden mensen rond een open truck, waaruit jerrycans werden geladen. ‘Water,’ klonk het naast me.
In een andere buitenwijk van dezelfde stad blijven mensen ook zo lang mogelijk in hun auto, al functioneren de verkeerslichten hier zoals gebruikelijk. Toen ik me afvroeg wat er zo vreemd voelde aan deze buurt, bleek het antwoord simpel: ik miste stoepen. Appartementencomplexen, kantoren, shoppingmalls en sportclubs zijn verdeeld over verschillende wolkenkrabbers, met elkaar verbonden door vijfbaanswegen. Bijna iedereen heeft een eigen chauffeur. De dagen spelen zich af via de sluizen van open- en dichtklappende deuren. Zelfs het park kan niet te voet worden bereikt; daarvoor moet de auto in de parkeergarage onder het groen worden gereden.
Deze Revisor gaat over de periferie. De periferie als datgene wat niet het centrum is, maar zich daar wel onontkoombaar toe verhoudt. De buitenwijk, het randgebied, de voorstad, het achterland – ze bestaan vanwege het centrum, in het staccato contrast of de geleidelijke gumbeweging van kern naar buitenrand. Wat het centrum is en waar de buitenwijken beginnen is in metropolen als Mexico-Stad niet altijd makkelijk te bepalen. Vanuit het vliegtuigraam had ik de stad als een blockbuster zien opkomen. Een weelderige betonzee kroop op uit de randen van mijn zicht. Historisch gezien speelt er nog iets anders mee als het gaat om het lokaliseren van het centrum: lang is het kwijt geweest. Wat ooit door de Mexica** als een stad op een groep eilanden rond een hoofdeiland — het hart — was gebouwd, werd door de Spanjaarden dichtgegooid met beton en kathedralen. Europa werd in alles het nieuwe ideaal. De kennis over de oude stad sleet onder de zolen van haar nieuwe inwoners, die er, samen met de oude, dagelijks overheen liepen. De daaropvolgende eeuwen dijde Mexico-Stad uit zoals grote steden dat doen. De wijken groeiden aan als jaarringen. Samen met de exacte locatie van het centrum verdween bij veel mensen ook het besef over hoe de sociale ongelijkheid in de verschillende colonias met de loop van de geschiedenis samenhangt. Waarom het uitsluitend witte mensen zijn bijvoorbeeld die op hoogte wonen, en waarom de twee miljoen stedelingen die zonder stromend water zitten zonder uitzondering van inheemse, dus gekleurde, komaf zijn.

Zelf groeide ik op in een gemoedelijke nieuwbouwwijk die als een keurige rand het uitdijende Zwolle van de jaren tachtig afbiesde. Uit ons keukenraam zagen we een spoorlijn en daarachter lagen, zover we kijken konden, weilanden. Er gebeurde zo weinig opzienbarends in deze buurt dat het jongetje dat op een middag in de slagboom van de overweg bleef haken wekenlang onderwerp van elk schoolpleingesprek was. Het is het type buitenwijk waar de groendienst op gezette tijden de plantsoenen harkt, het eten ’s zomers een uur later op tafel komt dan in de winter, elke opgevoerde scooter wordt opgemerkt en de glazenwasser op dinsdag steeds een ander rijtje huizen afwerkt, tot het jouwe weer aan de beurt is. De ‘stad’ was iets waar je op zaterdag naartoe kon gaan, niet iets wat je zelf bewoonde.

De Revisor #22 De periferie

De twee colonias en de nieuwbouwwijk, alle drie liggen ze in de periferie van een grote stad en toch zijn het drie totaal verschillende buitenwijken. Er zit veel ruimte in het woord ‘periferie’. De Revisor vroeg Esther Jansma, Arjen van Veelen, Ondjaki, Floor Milikowski, Rob van Essen, Maria Barnas, Charlotte Van den
Broeck, Çaglar Köseoglu, Antonio Ortuño, Delphine Lecompte, Astrid Haerens en Jan van Mersbergen deze ruimte te verkennen. Het leverde een diverse verzameling teksten op, waarin we ons van Brussel naar Istanbul, Luanda en Overschie verplaatsen. Maar ook in een handvol naamloze plekken herkennen we onmiddellijk de periferie.
In het verhaal van Rob van Essen bijvoorbeeld schittert aan het einde van een woestijn een naamloze Amerikaanse voorstad. Alles is er gelijkmatig en kalm. Voor de drie malafide karakters doen de pas gemaaide gazons aan als het beloofde land. Zo’n buitenwijk is een dankbaar decor, omdat elke gebeurtenis er fel afsteekt tegen de verwachting. Zo hebben honderden schildpadden in ‘Mevrouw Rojo’, het verhaal van Antonio Ortuño, alle tijd en ruimte om een voorstad in te lopen, en het belangrijkste probleem te worden van een besluiteloze man. Arjen van Veelens vroegere woonwijk bestaat uit overzichtelijke elementen: B-merk-pindakaas, braamstruiken en fikkies, maar intussen zijn het de door een gesloopte fabriek achtergelaten gifstoffen die de toon van zijn herinneringen bepalen. ‘Altijd zo bang geweest dat deze grond me op zou slokken, altijd zo bang geweest dat ik deze grond begeer.’
Daar, in het verhaal van Van Veelen, komt ook die schaduwzijde van de periferie naar voren. De buitenwijk die, omdat ze zich afspeelt in het wazige zicht van onze ooghoeken, de plek wordt waar problemen zich lange tijd ongezien kunnen ophopen. De ringweg rond Parijs, de Boulevard Peripherique, illustreert die karaktereigenschap goed. Ooit gebouwd op de grens tussen stad en platteland, vormt hij nu de scheiding tussen binnen. en buitenstad, waarmee de banlieues aan het zicht worden onttrokken.
In ‘De paradox van oma Ietje’ kijkt Floor Milikowski vanuit dat perspectief naar de Amsterdamse Bijlmer. Ze gaat daarvoor terug naar het ontstaan van deze buurt: hoe er ooit een rotsvast vertrouwen was in de buitenwijk als toekomst van de stad – en hoe het werkelijk uitpakte: hoe armoede, werkloosheid, laaggeletterdheid en alle daaruit voortvloeiende problemen bleven optellen. Tegenwoordig komt daar een nieuw probleem bij: goedbedoelde nieuwbouw- en renovatieprojecten drukken de
oorspronkelijke bewoners weg uit hun wijk.
‘…de makkelijkste manier om zulke hardnekkige plekken te verwijderen is door / cash rules everything around me C.R.E.A.M.’ De regels van Çaglar Köseoglu doen aan als een rap, maar zouden ook een verzameling graffitiflarden kunnen zijn. Naadloos sluit zijn gedicht aan op het verhaal van Milikowski. In een mix van verschillende straat. en spreektalen en jargons stelt hij hoe sociale problematiek wordt opgekocht en verlegd – steeds opnieuw – naar de buitenrand. ‘Welke bakstenen vertellen jouw verhaal?’ vraagt hij tegen het einde.

In 1978 werd het hart van Mexico-Stad teruggevonden door een groepje elektriciens.
Met de opdracht bepaalde straten op te maken, stuitten de werkmannen in Isla de Los Perros, een buurtje dat zo heette omdat het hoger lag dan de rest, en daardoor straathonden aantrok bij overstromingen, op een enorme stenen schijf. Het bleek een monoliet te zijn die aan de belangrijkste tempel van de Mexica toebehoorde. In de jaren erna kregen archeologen de colonia eindelijk zover een groep koloniale gebouwen af te breken om de restanten van de Templo Mayor te kunnen uitgraven. Dit proces duurt voort tot op de dag van vandaag.
Ik vraag me af of het terugvinden van het oude hart misschien indirect iets in werking heeft gezet over hoe de Mexicanen hun geschiedenis bezien. Feit is dat er steeds meer protest klinkt over hoe de grote sociale ongelijkheid in de kern wordt veroorzaakt door het wegkijken van het verleden. Het is een bewustzijn
dat, hoewel tergend langzaam en nog steeds niet breed gedragen, de laatste decennia eindelijk op gang lijkt te komen en een Oscar-winnende film als Roma kan voortbrengen of een president die door veel Mexicanen als de laatste hoop van de democratie wordt gezien.

De bakstenen in mijn eigen verhaal gaven lange tijd weinig prijs over de rest van de wereld. In Zwolle-Zuid leefden we onze levens tussen de vier muren van een huis. Alleen het uitzicht had een voorbode kunnen zijn. Hevig ontdaan waren we met z’n allen toen er een nieuwbouwwijk in de weilanden werd gebouwd, vergetend dat we ooit zelf ook zo waren ontstaan: een buitenrand op een andere buitenrand. De periferie is altijd in beweging.

* Geuzennaam voor een inwoner van Mexico-Stad.
** De Mexica waren oorspronkelijk een nomadische volksstam, die tussen 1200 en 1521 een florerende beschaving bouwden in het huidige Mexico. In Europa worden de Mexica vanaf de negentiende eeuw ‘Azteken’ genoemd.

Copyright © 2019 Bernke Klein Zandvoort

 

Benieuwd naar de rest van het nummer? Je koopt het hier.