Essay
Ta-Nehisi Coates: van de drilboor en de droom
Ta-Nehisi Coates’ Tussen de wereld en mij blijkt het literaire startschot geweest te zijn voor een hevige discussie over ras en (on)gelijkheid, ook in Nederland. Ter discussie staat de vermeende volharding van racistische overwegingen in de politiek, en de status van het debat over racisme in de politiek: wie voeren het debat en heeft het wel de gewenste uitwerkingen? Kim Schoof merkt op dat alle besprekingen zich richtten op het onderwerp van het boek in plaats van op de talige verzetsdaad die het boek zélf is. Door Tussen de wereld en mij in de eerste plaats als daad van verzet te lezen, wordt echter duidelijk hoe het boek juist als literair werk een politieke lading draagt.
‘I cannot sing this. My people won’t understand me.’ Eind april besprak De Dijk-zanger Huub van der Lubbe bij Pauw zijn leeservaring van Ta-Nehisi Coates’ veelbesproken Between the World and Me. Dat boek, waarin de in Amerika werkzame journalist Ta-Nehisi Coates in briefvorm zijn eigen ervaringen met racisme uit de doeken doet, voerde Van der Lubbe terug naar een voorval van een paar jaar eerder. Zijn band werkte samen aan een plaat met soulzanger Solomon Burke, die een paar naar het Engels vertaalde De Dijk-liedjes inzong. Onder die liedjes was er één met de line ‘Mooier dan nu zal het nooit gaan’, geschreven naar aanleiding van een zondagmiddagwandeling die Van der Lubbe maakte met zijn vrouw: ‘Je kent het wel: windstil, door de zon, langs het water.’ Het voorstel voor de vertaalde versie, ‘More beauty we will never see’, werd door Burke onoorbaar verklaard. ‘I cannot sing this. My people won’t understand me.’ De compromisvertaling: ‘More beauty than we will ever see’. Van der Lubbe vertelde na lezing van Coates’ boek eindelijk te begrijpen wat Burke toen bedoelde. Het concept van onbedreigde schoonheid, een moment in je op kunnen nemen zonder vooruit of achterom te hoeven kijken, bestaat niet voor mensen met een zwarte huid. In een zwart lichaam leven, betekent dat je voortdurend op je hoede moet zijn. Net als voor Van der Lubbe is dat voor mij, een witte Amsterdamse letterenstudent die bijna nooit buiten de ring komt, nauwelijks voorstelbaar.
[…]
Lees het volledige essay in De Nederlandse Boekengids (2016, #6).