Essay
Let’s talk about aftertalk
Passief wegzakken in het rode velours van een theaterzitje? Think again. Steeds meer cultuurhuizen programmeren gesprekken en debatten na of naast voorstellingen, waarin de toeschouwer mee aan de bak moet. Aftertalks hebben een prominente rol verworven in onze cultuuragenda. Openen zulke interactieve momenten ons de ogen of snoeren ze het publiek net de mond?
Kaaitheater, 24 november 2018. Zowat volledig cultuurminnend Brussel lijkt zich een ticketje te hebben aangeschaft voor de passage van de Franse filosoof Bruno Latour. Een uur lang draaft een afgeladen volle zaal mee op het relaas van zijn lecture performance Inside, geregisseerd door Frédérique Aït-Touati, waarbij de relatie tussen de mens en zijn omgeving centraal staat. Ook thuis volgt menig kijker via de livestream zijn theatraal relaas over hoe we meer ‘in’ de aarde kunnen leven, in plaats van ‘erop’.
Achteraf blijkt het applaus toch niet het einde van de avond in te luiden. Als culminatie van de aansprakelijkheid die Latour de toeschouwer al langer toespeelt, volgt tien minuten later een onontbeerlijk bisnummer: de aftertalk. Kaai-directeur Guy Gypens zal met Latour in gesprek gaan over zijn boek Waar zullen we landen. En ook wij als publiek mogen daarna al onze prangende vragen afvuren op de filosoof-performer. Wat is precies de meerwaarde van zo’n appendix?
The Emancipated Spectator
De doorwinterde theaterganger zal het allicht niet ontgaan zijn: theaterhuizen, gezelschappen en kunstenfestivals bieden naast hun performances ook een groeiende waaier aan extra dialoog- en reflectieformats aan. In verschillende gradaties van interactie en participatie vraagt die ‘publieksdramaturgie’ zowel van de performer als van de toeschouwer een extra (inter)actieve houding: gij zult met elkaar (na)praten.
Zelfs binnen voorstellingen lijkt die dialogische tendens in opmars. In gespreksperformances van bijvoorbeeld Lotte van den Berg of Peter Aers is de onderlinge conversatie het werk zelf geworden. Het is weer een stap verder in het artistieke experiment waarvan Jacques Rancière in The Emancipated Spectator (2008) de historische wortels situeert bij Antonin Artaud en Bertolt Brecht. Wellicht mee aangedreven door de pregnante maatschappelijke debatten van vandaag wordt de zaal zelf de bühne.
Hier wil ik het vooral hebben over alle gespreks- en reflectiemomenten rond performances. De meest voor de hand liggende vorm is nog steeds het nagesprek: meteen na de voorstelling, niet zelden op hetzelfde podium, staan de maker en/of performers het publiek te woord in een Q&A. Maar daarnaast zijn er ook opvallend veel andere formats in opmars, waarbij bijvoorbeeld externe stemmen geprogrammeerd worden om de (maatschappelijke) thematiek van een voorstelling extra te duiden. Theaterhuizen mogen hun publiek tegenwoordig vooral niet te veel laten zitten, zo lijkt het wel.
Het Kunstenfestivaldesarts stond de voorbije jaren steeds garant voor een rijk programma aan nagesprekken, maar diversifieerde tijdens de laatste editie zijn aanbod voorbij het traditionele recept. Volgens publieksmedewerker Anne Watthee legt het klassieke format voornamelijk het accent op de voorstelling zélf. Een select publiek dat er sowieso al niet voor terugdeinst om voor de ogen van de anderen een snuggere vraag naar voor te schuiven, neemt in die constellatie vaak de overhand. Dat was één van de redenen volgens Watthee om aan het gangbare opzet te sleutelen.
Het festival organiseert weliswaar nog steeds selectieve nagesprekken, maar dan enkel voor specifieke groepen, die er baat bij hebben dat ze minder ‘en plein public’ plaatsvinden. Daarnaast zette het deze editie in op vijf bredere ‘talks’ rond de inhoudelijke thema’s van bepaalde voorstellingen, telkens georganiseerd met een andere mediapartner en enkele betrokken experts.
Zo vormde de creatie Yo escribo. Vos dibujaseen van de Argentijnse film- en theatermaker Federico Leon het aanknopingspunt voor een gratis ‘openbare discussie’ over de hedendaagse theaterscène in Argentinië en werd mediaplatform Black Speaks Back opgetrommeld voor een gesprek over het raciale lichaam naar aanleiding van Kader Attia’s film screening. Rekto:verso greep op zijn beurt Silke Huysmans en Hannes Derereere’s voorstelling Pleasant Island aan om samen met andere betrokken zielen een collectieve blik te werpen op de realiteit die schuil gaat achter het Europese en Australische migratiebeleid.
Op die manier wordt het klassieke format van het publieksgesprek opengebroken en biedt het een mogelijkheid tot nieuwe invalshoeken voor zowel artiesten, mediapartners als publiek. Toch blijft de vraag naar het reële handelingsvermogen en de mate van inspraak van een publiek binnen dit kritische denkkader rondwaren. Nagesprekken en discussies lijken de toeschouwer te ontvoogden uit zijn receptieve rol en extra luikjes open te zetten in zijn beleving en interpretatie, maar is dat ook echt zo?
[…]
Benieuwd naar de rest van het essay? Je leest het op de website van rekto:verso.