Essay

Laten we Chinese dichters zijn. Over namen, pseudoniemen en literatuur

Auteur: Joost Vormeer | Mentor: Peter De Voecht | Voor: G. (voormalig)

Mijn Koreaanse naam ligt op zolder, in een grote doos tussen oude schoolboeken en gedragen kleding. Een naam op vergeeld papier, een naam die niet meer wordt gebruikt, want mijn adoptieouders gaven mij een Nederlandse naam. De Amerikaanse dichter Michael Derrick Hudson mag hem best lenen, vooral als hij denkt dat hij daarmee meer kans maakt op publicatie in tijdschriften.

Hudson kwam in september in opspraak nadat hij een gedicht met de titel ‘The Bee, The Flowers, Jesus, Ancient tigers, Poseidon, Adam and Eve’ naar veertig tijdschriften opstuurde. Omdat hij keer op keer werd afgewezen ‘leende’ hij de Chinese naam Yi-Fen Chou van een oud-klasgenoot. Het literaire tijdschrift Prairie Schooner accepteerde het gedicht The Bee, ingezonden door Yi-Fen Chou, en drie andere gedichten. Die publicatie bracht Chou/Hudson onder de aandacht van Sherman Alexie, samensteller van de bloemlezing Best American Poetry 2015. Hij besloot om het gedicht in de bloemlezing op te nemen. Alexie gaf toe dat de Chinese naam hem tot het gedicht had aangetrokken. Door die naam las hij het met een speciale belangstelling, want etnische minderheden zijn ondervertegenwoordigd in de literatuur.

[…]

 

Lees het volledige essay in Gierik & NVT (Lentenummer 2017, #134).