Essay

Het krijsen van de bossen

Auteur: Lotte Brown | Mentor: Lotte Lentes | Voor: De Revisor

‘Ik denk dat het project begon met een interesse in de betekenis van “thuis”. Ik was ook benieuwd hoe, en of, de natuur ons beïnvloedt. Wat doet opgroeien, in bijvoorbeeld, een heet woestijnlandschap versus een koud en dicht bebost gebied, met de menselijke psyche? Welke invloed heeft de duisternis van de Noorse winters? En welk effect heeft landschap op creatie en kunst? Muziek? Black metal?’ Zo legde Una Hamilton Helle in 2015 haar project Becoming the Forest aan me uit in het British Museum, waar ze toen werkte. Een verre vriend vond dat er overeenkomsten waren tussen ons en dat we elkaar moesten ontmoeten. We spraken af op het gelijkvloers, aan de magische spiegel van John Dee.

In de winter van datzelfde jaar maakte Una een collage en een tekst die ik publiceerde in het tijdschrift van kunstenhuis Het Bos in Antwerpen waar ik toen hoofdredacteur van was. In haar bijdrage nam ze de representatie en beleving van natuur in black metal onder de loep. Zo zoomde ze in op de picae abies, de spar die dominant aanwezig is in het Noorse landschap en niet alleen huiskamers met Kerstmis siert, maar ook heel wat black metal-albumhoezen. Langzaam kwam ik meer te weten over het project en Una die uiteindelijk zou vragen of ik niet samen met haar Becoming the Forest wou verderzetten. Ik zei ja, al wist ik het verschil tussen sparren en dennen niet en kon ik amper black metal van deathmetal onderscheiden.

In een hut in de Noorse bergen vertelde Una hoe ze er in Londen voor de eerste keer in slaagde de geest van haar geboorteland te vangen. In bed, met haar ogen toe, werd het Londense straatgeruis vervangen door de zware stilte van haar kinderkamer in het gele huis aan de rand van Oslo, een stad die door bossen wordt omringd. Het enige wat ze vanachter haar gesloten oogleden zag, waren sparren. Duister en donkergroen. Uit de stilte en de sparren die samen bossen vormden, doemde gedreun op. En gekrijs. Dit gedreun en gekrijs bleek black metal, een muziekvorm die met al haar duisternis en escapisme voor Una onlosmakelijk verbonden is met haar thuisland. Als kind in de jaren negentig was ze niet alleen bang van de trollen in het bos maar ook van black metallers die haar zouden komen pakken of haar huis in brand zouden steken. De angst voor deze figuren weerhield haar er niet van om van black metal te houden, en van alles wat erbij hoort. Het verkleden, facepaint op je smeren en iemand anders worden, een andere wereld in gaan, weg van de mens en haar beschaving die zoveel kapotmaakt. Terug in de tijd, of richting een parallel universum. Black metal is oer, wild, natuurlijk, donker. Donker als de bossen en de sfeer die het ruwe land, rijk aan natuur, elektrische wagens én olie, soms ademt. Die sfeer speelde mee in Una’s beslissing om Noorwegen in te ruilen voor Engeland. Noorwegen voelde klein, rigide en monotoon. Van diversiteit onder de species was, en is, weinig sprake. Meer nog, het idee dat immigranten een invasieve soort zijn, waadt door het land, in stilte en soms vermomd als de natuur. De dingen moeten puur blijven, toch?
‘Het is moeilijk uit te leggen. Vandaar ook dit project, dit onderzoek naar mijn thuisland.’
Ik luisterde. En staarde in het haardvuur.

[…]

Benieuwd naar de rest van het essay? Je leest het in De Revisor #30.